À propos de la propriété intellectuelle Formation en propriété intellectuelle Respect de la propriété intellectuelle Sensibilisation à la propriété intellectuelle La propriété intellectuelle pour… Propriété intellectuelle et… Propriété intellectuelle et… Information relative aux brevets et à la technologie Information en matière de marques Information en matière de dessins et modèles industriels Information en matière d’indications géographiques Information en matière de protection des obtentions végétales (UPOV) Lois, traités et jugements dans le domaine de la propriété intellectuelle Ressources relatives à la propriété intellectuelle Rapports sur la propriété intellectuelle Protection des brevets Protection des marques Protection des dessins et modèles industriels Protection des indications géographiques Protection des obtentions végétales (UPOV) Règlement extrajudiciaire des litiges Solutions opérationnelles à l’intention des offices de propriété intellectuelle Paiement de services de propriété intellectuelle Décisions et négociations Coopération en matière de développement Appui à l’innovation Partenariats public-privé Outils et services en matière d’intelligence artificielle L’Organisation Travailler avec nous Responsabilité Brevets Marques Dessins et modèles industriels Indications géographiques Droit d’auteur Secrets d’affaires Académie de l’OMPI Ateliers et séminaires Application des droits de propriété intellectuelle WIPO ALERT Sensibilisation Journée mondiale de la propriété intellectuelle Magazine de l’OMPI Études de cas et exemples de réussite Actualités dans le domaine de la propriété intellectuelle Prix de l’OMPI Entreprises Universités Peuples autochtones Instances judiciaires Ressources génétiques, savoirs traditionnels et expressions culturelles traditionnelles Économie Financement Actifs incorporels Égalité des genres Santé mondiale Changement climatique Politique en matière de concurrence Objectifs de développement durable Technologies de pointe Applications mobiles Sport Tourisme PATENTSCOPE Analyse de brevets Classification internationale des brevets Programme ARDI – Recherche pour l’innovation Programme ASPI – Information spécialisée en matière de brevets Base de données mondiale sur les marques Madrid Monitor Base de données Article 6ter Express Classification de Nice Classification de Vienne Base de données mondiale sur les dessins et modèles Bulletin des dessins et modèles internationaux Base de données Hague Express Classification de Locarno Base de données Lisbon Express Base de données mondiale sur les marques relative aux indications géographiques Base de données PLUTO sur les variétés végétales Base de données GENIE Traités administrés par l’OMPI WIPO Lex – lois, traités et jugements en matière de propriété intellectuelle Normes de l’OMPI Statistiques de propriété intellectuelle WIPO Pearl (Terminologie) Publications de l’OMPI Profils nationaux Centre de connaissances de l’OMPI Série de rapports de l’OMPI consacrés aux tendances technologiques Indice mondial de l’innovation Rapport sur la propriété intellectuelle dans le monde PCT – Le système international des brevets ePCT Budapest – Le système international de dépôt des micro-organismes Madrid – Le système international des marques eMadrid Article 6ter (armoiries, drapeaux, emblèmes nationaux) La Haye – Le système international des dessins et modèles industriels eHague Lisbonne – Le système d’enregistrement international des indications géographiques eLisbon UPOV PRISMA UPOV e-PVP Administration UPOV e-PVP DUS Exchange Médiation Arbitrage Procédure d’expertise Litiges relatifs aux noms de domaine Accès centralisé aux résultats de la recherche et de l’examen (WIPO CASE) Service d’accès numérique aux documents de priorité (DAS) WIPO Pay Compte courant auprès de l’OMPI Assemblées de l’OMPI Comités permanents Calendrier des réunions WIPO Webcast Documents officiels de l’OMPI Plan d’action de l’OMPI pour le développement Assistance technique Institutions de formation en matière de propriété intellectuelle Mesures d’appui concernant la COVID-19 Stratégies nationales de propriété intellectuelle Assistance en matière d’élaboration des politiques et de formulation de la législation Pôle de coopération Centres d’appui à la technologie et à l’innovation (CATI) Transfert de technologie Programme d’aide aux inventeurs WIPO GREEN Initiative PAT-INFORMED de l’OMPI Consortium pour des livres accessibles L’OMPI pour les créateurs WIPO Translate Speech-to-Text Assistant de classification États membres Observateurs Directeur général Activités par unité administrative Bureaux extérieurs Avis de vacance d’emploi Achats Résultats et budget Rapports financiers Audit et supervision
Arabic English Spanish French Russian Chinese
Lois Traités Jugements Recherche par ressort juridique

Décret n° WJZ 9181658 du 8 décembre 2009 du Ministre des Affaires économiques, contenant des règles sur le mandat, la procuration et l'autorisation pour le ministère des Affaires économiques en 2010 (décret mandat, procuration et autorisation EZ 2010), Pays-Bas (Royaume des)

Retour
Version la plus récente dans WIPO Lex
Détails Détails Année de version 2010 Dates Entrée en vigueur: 1 janvier 2010 Adopté/e: 8 décembre 2009 Type de texte Autres textes Sujet Organe de réglementation de la PI, Divers

Documents disponibles

Texte(s) principal(aux) Textes connexe(s)
Texte(s) princip(al)(aux) Texte(s) princip(al)(aux) Néerlandais Besluit van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2009, nr. WJZ 9181658, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken 2010 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010)        
 
Télécharger le PDF open_in_new
 Besluit van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2009, nr. WJZ 9181658, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken 2010 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010)

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2009, nr. WJZ 9181658, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken 2010 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

 a. de minister: de Minister van Economische Zaken;  b. de hoofden van dienst:

o 1°. de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen; o 2°. de directeur-generaal van Energie, Telecom en Markten; o 3°. de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie; o 4°. de directeur van de Auditdienst; o 5°. de directeur Bedrijfsvoering; o 6°. de directeur Communicatie; o 7°. de directeur Financieel-Economische Zaken; o 8°. de directeur Wetgeving en Juridische Zaken; o 9°. de Consumentenautoriteit; o 10°. de directeur van PIANOo; o 11°. de directeur van het Centraal Planbureau; o 12°. de inspecteur-generaal der mijnen; o 13°. de algemeen directeur Agentschap NL; o 14°. de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom;

 c. P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

 d. BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;  e. ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

De organisatie van het Ministerie van Economische Zaken wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 3

Het in dit besluit ten aanzien van de minister bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Artikel 4

1. Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op:

o a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

o b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet.

2. Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

o a. beslissingen die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

o b. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

o c. beslissingen waaruit belangrijke financiële consequenties voor het rijk voortvloeien, behoudens voor zover een beslissing een rechtstreeks gevolg is van de bestaande aard en omvang van de regeringsbemoeienis op economisch gebied;

o d. het vaststellen van ministeriële regelingen en beleidsregels; o e. delegatie van bevoegdheden; o f. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door de minister of

namens de minister door de secretaris-generaal is genomen; o g. aangelegenheden met betrekking tot de secretaris-generaal.

3. Voorts heeft mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:

o a. de Koningin en het Kabinet der Koningin; o b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges; o c. een minister of een staatssecretaris; o d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de

voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie; o e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke

procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard; o f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft door het Bureau

Economische Zaken gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

o g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, met uitzondering van het Adviescollege toetsing administratieve lasten;

o h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris.

Artikel 5

Bij of krachtens dit besluit verleend mandaat, volmacht en machtiging heeft geen betrekking op:

 a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen en

 b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde belanghebbende is.

§ 2. Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 6

 1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor: o a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het

ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

o b. het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de secretaris-generaal door de minister of een hoofd van dienst moeten worden vastgesteld;

o c. het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst; o d. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of

 2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

o e. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet vallend onder artikel 4, tweede lid, onderdeel a, of behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

o f. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

o g. aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een hoofd van dienst.

2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, behoren in ieder geval:

o a. het vaststellen van de organisatie en formatie van de diensten, voorzover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

o b. het vaststellen van de apparaatskosten van de diensten; o c. het vaststellen van interne circulaires; o d. de P&O-aangelegenheden van het Bureau Bestuursraad, de directie Algemene

Economische Politiek en het Bureau Europa; o e. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden; o f. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de hoofden van dienst; o g. besluiten ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 15 of hoger van

bijlage B van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, inhoudende:

 1°. het aanstellen in vaste of tijdelijke dienst en het beëindigen van vaste of tijdelijke aanstellingen;

 2°. het benoemen in en ontslaan uit kwetsbare functies;  3°. het verlenen van buitengewoon verlof op basis van artikel 34 van het

ARAR;  4°. het opdragen van een andere functie op basis van artikel 57 van het

ARAR;  5°. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden op basis van artikel

58 van het ARAR;  6°. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het

ARAR;.  7°. het schorsen van een ambtenaar op basis van artikel 91 van het ARAR;  8°. het verminderen van de bezoldiging tijdens schorsing op basis van

artikel 92 van het ARAR.

Artikel 7

1. Aan de hoofden van dienst wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als bedoeld in de bijlage van dit besluit, waaronder begrepen de P&O-aangelegenheden van zijn dienst, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal of aan een ander hoofd van dienst.

2. Aan de hoofden van dienst wordt voorts, ieder voor zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming en het ontslag van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening.

Artikel 8

Aan de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van leden van het Nationaal Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

Artikel 9

Aan de directeur-generaal van Energie, Telecom en Markten wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen waarvoor in artikel 14, onderdelen a tot en met c, mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

b. benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de Mijnraad;

c. benoeming, schorsing en ontslag van de Technische commissie bodembeweging;

d. benoeming en ontslag van de leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland;

e. benoeming en ontslag van de bestuursleden van de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten;

f. benoeming en ontslag van de leden van de Beoordelingscommissie Small Business Innovation Research programma, voor zover het een oproep betreft op zijn werkterrein.

Artikel 10

Aan de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van de leden van de Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie en van de leden van de Beoordelingscommissie Small Business Innovation Research programma, voor zover het een oproep betreft op zijn werkterrein.

Artikel 11

1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van verzoeken van de Nationale ombudsman en bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, met uitzondering van:

o a. bezwaar- en beroepschriften inzake personeelsaangelegenheden; o b. bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of

behandeld door een functionaris of door die functionaris aangewezen ambtenaren die mandaat, volmacht en machtiging heeft verkregen voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen die besluiten.

2. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt voorts volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan

externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen die het werkterrein van de hoofden van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 9°, 13°, en 14°, betreffen.

Artikel 12

1. Aan de directeur Bedrijfsvoering wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met hoofdstuk IV van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, met uitzondering van besluiten die betrekking hebben op de medewerkers die vallen onder de hoofden van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 9° tot en met 14°.

2. Het in het eerste lid genoemde mandaat heeft geen betrekking op het nemen van besluiten inzake verzoeken op grond van artikel 12a van het Verplaatsingskostenbesluit 1989.

3. Aan de directeur Bedrijfsvoering wordt volmacht en machtiging verleend voor de in artikel 18, vierde lid, genoemde aangelegenheden voor zover hij daartoe opdracht heeft gekregen van een hoofd van dienst.

Artikel 13

Aan de algemeen directeur Agentschap NL en aan de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebbende bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of behandeld door hem of door hem aangewezen ambtenaren.

Artikel 14

Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

 a. de artikelen 50, 51, derde lid, en 52, derde lid, en 132 van de Mijnbouwwet;  b. de artikelen 22, 30, 35, tweede lid, 51, vijfde lid, 85, 88, tweede lid, 90, 91, 97, 99,

derde en vierde lid, 101, 111, 112 en 113 van het Mijnbouwbesluit;  c. de Mijnbouwregeling, met uitzondering van artikel 1.2.1 en paragraaf 1.4 en artikel

12.1, tweede lid;  d. artikel 18.2 van de Wet Milieubeheer;  e. artikel 119 van het Besluit Stralingsbescherming.

§ 3. Instructies

Artikel 15

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel 16

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

§ 4. Ondermandaat

Artikel 17

 1. De secretaris-generaal kan voor de aangelegenheden betreffende het Bureau Bestuursraad, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan het hoofd en plaatsvervangend hoofd van het Bureau Bestuursraad.

 2. De secretaris-generaal kan voor de aangelegenheden betreffende de directie Algemene Economische Politiek en het Bureau Europa ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de plaatsvervangend secretaris-generaal. De plaatsvervangend secretaris- generaal kan voor die aangelegenheden ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de onder hem ressorterende medewerkers.

 3. De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges.

Artikel 18

1. De hoofden van dienst kunnen, ieder voor zijn werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, en voor zover van toepassing voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatie- onderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen of aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.

2. Voor P&O-aangelegenheden geldt, in afwijking van het eerste lid, dat:

o a. slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend aan de plaatsvervanger van het hoofd van dienst;

o b. aan hoofden van ondergeschikte organisatie-onderdelen en andere functionarissen slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend voor zover het betreft:

 1°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van personeel overeenkomstig de door de hoofden van dienst daartoe vastgestelde opleidingsplannen;

 2°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van personeel; binnen het door de hoofden van dienst daartoe vastgestelde jaarbudget;

 3°. het aangaan van verplichtingen inzake het inhuren van tijdelijk personeel binnen het door de hoofden van dienst daartoe vastgestelde jaarbudget;

 4°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het inhuren van tijdelijk personeel;

 5°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;

 6°. het accorderen van reisdeclaraties.

3. De secretaris-generaal kan aan hoofden van dienst schriftelijk toestemming geven voor het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging die afwijkt van het tweede lid.

4. Een hoofd van dienst kan aan de directeur Bedrijfsvoering opdracht verlenen voor de uitvoering van zijn beslissingen ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

o a. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van personeel en het afhandelen van verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van het personeel;

o b. het aangaan van verplichtingen inzake het inhuren van tijdelijk personeel en het afhandelen van verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het inhuren van tijdelijk personeel;

o c. het aangaan van overige verplichtingen op het gebied van personeel en het afhandelen van verzoeken om betaling, voortvloeiend uit die verplichtingen.

Artikel 19

1. Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.

2. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 17 en 18 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Bedrijfsvoering, de directeur van de Auditdienst en de Algemene Rekenkamer.

§ 5. Vervanging

Artikel 20

1. De uit dit besluit voor de secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op een door de secretaris-generaal aangewezen hoofd van dienst.

2. De uit dit besluit voor de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

§ 6. Ondertekening bij afwezigheid minister

Artikel 21

1. Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door hem wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.

2. In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze,

overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

(handtekening)

(naam)

secretaris-generaal

§ 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 23

Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de besluiten genomen op grond van artikel 19, respectievelijk artikel 20 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004 op artikel 17, respectievelijk artikel 18 van dit besluit.

Artikel 24

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, het hoofd van het Bureau Bestuursraad, de hoofden van dienst en de Algemene Rekenkamer.

Artikel 25

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 26

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010.

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 december 2009 De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage: Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken

I. Hoofdstructuur van de organisatie

1. Het Ministerie van Economische Zaken bestaat uit het kernministerie en de buitendiensten.

2. Het kernministerie bestaat uit:

o a. de algemene leiding, waaronder het Bureau Bestuursraad, de directie Algemene Economische Politiek en het Bureau Europa;

o b. de beleidsonderdelen:  1°. het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische

Betrekkingen;  2°. het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Markten;  3°. het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie;

o c. de stafdirecties:  1°. de Auditdienst;  2°. de directie Communicatie;  3°. de directie Financieel-Economische Zaken;  4°. de directie Bedrijfsvoering;  5°. de directie Wetgeving en Juridische Zaken;

o d. de overige onderdelen:  1°. de dienst Consumentenautoriteit;  2°. PIANOo.

3. Onder het Ministerie van Economische Zaken ressorteren de volgende buitendiensten:

o a. het Centraal Planbureau (CPB); o b. het Staatstoezicht op de Mijnen; o c. Agentschap NL; o d. Agentschap Telecom.

II. Algemene leiding

1. De algemene leiding staat onder leiding van de secretaris-generaal.

2. De secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 6 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2010.

3. Onder de secretaris-generaal ressorteren het Bureau Bestuursraad, de directie Algemene Economische Politiek en het Bureau Europa. De plaatsvervangend secretaris- generaal is belast met de leiding van de directie Algemene Economische Politiek en het Bureau Europa. De plaatsvervangend secretaris-generaal is tevens directeur Algemene Economische Politiek.

4. Het Bureau Bestuursraad staat onder leiding van een hoofd.

5. Het Bureau Bestuursraad heeft tot taak:

o a. het bedienen van bewindslieden en ambtelijke top opdat zij hun politieke, inhoudelijke en bedrijfsmatige eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van het Ministerie van Economische Zaken ten volle waar kunnen maken;

o b. het coördineren van contacten met het parlement en de voorbereiding voor de ministerraad;

o c. het bijdragen aan de strategieontwikkeling van het Ministerie van Economische Zaken;

o d. het stimuleren en het coördineren van samenwerking tussen de dienstonderdelen waaronder de samenwerking tussen beleid en uitvoering;

o e. het ondersteunen van de secretaris-generaal bij zowel intern als extern optreden;

o f. het coördineren van interdepartementaal overleg; o g. het coördineren van uitzendingen van EZ-ambtenaren naar het buitenland; o h. het behandelen van de aangelegenheden op het gebied van Kabinet & Protocol; o i. de coördinatie van de departementale crisisbeheersing; o j. het bieden van ondersteuning aan de leden van de Bestuursraad voor hun

portefeuilletaken en aangelegenheden die het gehele Ministerie van Economische Zaken betreffen;

o k. de coördinatie van verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en burgerbrieven.

6. De directie Algemene Economische Politiek staat onder leiding van een directeur.

7. De directie Algemene Economische Politiek heeft tot taak:

o a. het analyseren van en het adviseren over vraagstukken op het gebied van macro-economische ontwikkelingen, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, overheidsfinanciën en ordening voor zover de algemene economische of budgettaire aspecten leidend zijn;

o b. het begeleiden en waar nodig het initiëren van activiteiten in het kader van het beleid gericht op structurele hervorming van de Nederlandse economie;

o c. het aanjagen en coördineren van de strategische beleidsvorming van het Ministerie van Economische Zaken;

o d. het coördineren van het fiscale beleid binnen het Ministerie van Economische Zaken.

8. Het Bureau Europa staat onder leiding van een directeur.

9. Het Bureau Europa heeft tot taak:

o a. het zorg dragen voor een consistente en daadkrachtige inbreng van het Ministerie van Economische Zaken op de Europese dossiers, onder andere via bijdragen voor de Europese afstemming in Den Haag, via vertegenwoordiging in Brussel via de Economische afdeling van de Permanente Vertegenwoordiging en via de coördinatie van de Raad voor het Concurrentievermogen;

o b. het zorg dragen voor een effectieve strategie voor duurzame groei en banen en het rapporteren over de voortgang daarop;

o c. het bevorderen van het functioneren van de Europese interne markt en het toezicht daarop;

o d. de behandeling van klachten van bedrijven over concrete handelsbelemmeringen in Europa;

o e. het voorkomen van staatssteun.

III. Het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen

A. Algemeen

1. Het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen staat onder leiding van een directeur-generaal.

2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

o a. het vorm en inhoud geven aan de economische diplomatie; o b. de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer en

versterking van de internationale economische rechtsorde; o c. het bevorderen van internationaal ondernemen.

3. Het directoraat-generaal bestaat uit:

o a. de directie Handelspolitiek en Globalisering; o b. de directie Internationaal Ondernemen.

B. De directie Handelspolitiek en Globalisering

1. De directie Handelspolitiek en Globalisering staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. beleidsontwikkeling, coördinatie, beleidsinitiëring, beleidsuitvoering, kennisopbouw en dienstverlening op het terrein van:

 1°. bevordering van een multilateraal handels- en investeringssysteem;  2°. maatschappelijk verantwoord ondernemen;  3°. exportcontrolebeleid;  4°. bilaterale investeringsverdragen;  5°. autonoom handelspolitiek instrumentarium van de Europese Unie;

o b. het coördineren van inzet van het Ministerie van Economische Zaken in multilaterale fora zoals VN en OESO.

C. De directie Internationaal Ondernemen

1. De directie Internationaal Ondernemen staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het bevorderen van een zo groot mogelijke participatie en presentatie van Nederlandse bedrijven en producten op buitenlandse markten;

o b. het stimuleren van buitenlandse investeringen in Nederland;

o c. het ondersteunen van het Nederlands bedrijfsleven met (financiële) instrumenten gericht op de bevordering van handel en investeringen.

IV. Het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Markten

A. Algemeen

1. Het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Markten staat onder leiding van een directeur-generaal.

2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

o a. de ordening van de markten van energie, telecom en post; o b. de handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op korte en lange

termijn; o c. het bevorderen van duurzaamheid en vernieuwingen in energiehuishouding en

de benutting van de ICT; o d. het bijdragen aan optimale ordening van markten en het bevorderen van

mededinging in algemene zin; o e. het ontwikkelen van consumentenbeleid en het toezicht daarop.

3. Het directoraat-generaal bestaat uit de volgende onderdelen:

o a. de directie Energie en Duurzaamheid; o b. de directie Energiemarkt; o c. de directie ICT & Toepassing; o d. de directie Mededinging & Consumenten; o e. de directie Telecommarkt; o f. het bureau DG.

B. De directie Energie en Duurzaamheid

1. De directie Energie en Duurzaamheid staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak het tot stand brengen van een duurzame energiehuishouding.

C. De directie Energiemarkt

1. De directie Energiemarkt staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. de optimale ordening en werking van energiemarkten; o b. de handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op zowel korte als

lange termijn; o c. het zorg dragen dat de Nederlandse bodemschatten optimaal worden benut;

o d. het bevorderen van de internationale voorzieningszekerheid en het bijdragen aan het internationale oliecrisisbeleid.

D. De directie ICT & Toepassing

1. De directie ICT & Toepassing staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak het bijdragen aan innovatie, marktstimulering en aan het verhogen van het maatschappelijk en economisch rendement door beleidsontwikkeling en realisatie en gebruik van digitale infrastructuren en communicatiediensten voor en door diverse markten en sectoren.

E. De directie Mededinging en Consumenten

1. De directie Mededinging & Consumenten staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het zorg dragen voor een effectief mededingingsbeleid en het toezicht daarop; o b. het bevorderen van een goede marktordening voor zover

mededingingsrechtelijke, toezichthoudende en concurrentieaspecten leidend zijn; o c. het bevorderen van een goed functionerende markt voor overheidsopdrachten

door het scheppen van een duidelijk regelgevend kader en de naleving daarvan te faciliteren;

o d. het in stand houden van een goede economische infrastructuur op het terrein van normalisatie, accreditatie, metrologie en de Waarborgwet 1986 en de met de uitvoering daarvan belaste instituten;

o e. het versterken van de positie van de consument door zorg te dragen voor effectieve toezicht- en handhavinginstrumenten en goed geïnformeerde consumenten.

F. De directie Telecommarkt

1. De directie Telecommarkt staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak het ordenen van markten inclusief het creëren van voorwaarden op het gebied van elektronische communicatie en post zodat maximaal wordt bijgedragen aan duurzame economische groei.

G. Het Bureau DG

1. Het Bureau DG staat onder leiding van een hoofd.

2. Het Bureau DG heeft tot taak het ondersteunen en het adviseren van de directeur- generaal en het management bij de besturing van het directoraat-generaal op het gebied van politiek bestuurlijke aangelegenheden en de interne en externe communicatie.

V. Het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie

A. Algemeen

1. Het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie staat onder leiding van een directeur-generaal.

2. Het directoraat-generaal heeft tot taak het realiseren van een excellent ondernemingsklimaat dat een voedingsbodem creëert voor succesvol en innovatief ondernemen.

3. Het directoraat-generaal bestaat uit:

o a. de directie Industrie & Diensten; o b. de directie Innovatie; o c. de directie Ondernemerschap; o d. de directie Ruimtelijk Economisch Beleid.

B. De directie Industrie & Diensten

1. De directie Industrie & Diensten staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak het versterken van het Nederlandse ondernemingklimaat door:

o a. het ontwikkelen en vormen van algemeen industriebeleid; o b. het organiseren van aanspreekpunten voor sectoren en bedrijven uit industrie en

diensten en het relatiemanagement van EZ; o c. het verschaffen van inzicht in het Nederlandse bedrijfsleven in algemene en

specifieke zin; o d. het beheren en waar nodig het stimuleren van specifieke, sectorale en

individuele bedrijvendossiers; o e. het bevorderen van duurzaamheid en duurzaam ondernemen.

C. De directie Innovatie

1. De directie Innovatie staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak innovatie bij bedrijven en kennisinstellingen te stimuleren om zo concurrentiekracht van Nederland te behouden en uit te bouwen door:

o a. het creëren van een uitdagend innovatieklimaat waarin de kopgroep van bedrijven samen met excellente onderzoeksinfrastructuur toegevoegde waarde levert voor economie en maatschappij in innovatieprogramma’s;

o b. het zich richten op kennisbescherming, meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven en meer toepassing van kennis in het bedrijfsleven;

o c. het versterken van de kennisbasis door de bevordering van samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen;

o d. het ontwikkelen van beleid ten aanzien van lucht- en ruimtevaart; o e. het verankeren van het innovatiebeleid in internationaal verband.

D. De directie Ondernemerschap

1. De directie Ondernemerschap staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het ontwikkelen van algemeen ondernemerschapsbeleid; o b. het bevorderen van succesvol ondernemerschap in brede zin en in bijzondere

vormen en groepen; o c. het bevorderen van goede financieringsmogelijkheden voor ondernemingen; o d. het bijdragen aan betere juridische en fiscale structuren; o e. het zorgen voor goede dienstverlening aan ondernemers en het aanpakken van

de administratieve lasten en regeldruk; o f. het stimuleren van menselijk kapitaal door een goede aansluiting tussen

onderwijs en arbeidsmarkt en permanente inzetbaarheid van werknemers.

E. De directie Ruimtelijk Economisch Beleid

1. De directie Ruimtelijk Economisch Beleid staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak het benutten van de economische kansen in de regio’s en het bevorderen van een aantrekkelijk ondernemingsklimaat van regio’s en steden door:

o a. te zorgen voor een uitstekend fysiek vestigingsklimaat en een sterke ruimtelijk economische hoofdstructuur, bestaande uit mainports, bedrijventerreinen en campussen, economische kerngebieden en verbindingen daartussen;

o b. te zorgen, samen met bedrijven, kennisinstellingen en regionale partners, voor gebiedsgerichte ondersteuning van (inter)nationaal concurrerende clusters op basis van een gedeelde lange termijnagenda.

VI. De Auditdienst

1. De Auditdienst staat onder leiding van een directeur.

2. De Auditdienst heeft tot taak:

o a. de controle op het gevoerde financieel en materieel beheer van het Ministerie van Economische Zaken;

o b. de accountantscontrole van het departementale jaarverslag en de verantwoording van buitendiensten van het departement;

o c. het verrichten van periodiek onderzoek naar de bedrijfs- en beleidsuitvoering ten behoeve van de politieke en ambtelijke leiding teneinde zekerheid te verschaffen over kwaliteit van de bedrijfs- en de beleidsuitvoering;

o d. het doen van onderzoeken ten behoeve van het overig management; o e. het leveren van een bijdrage aan beleidsevaluatieonderzoeken.

VII. De directie Bedrijfsvoering

1. De directie Bedrijfsvoering staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het voorzien in de behoefte aan externe en interne informatie; o b. het beschikbaar stellen en houden van ICT-toepassingen, ondersteuning bij het

gebruik van toepassingen; o c. het adviseren over en het ontwikkelen van nieuwe informatieproducten,

informatiekanalen, toepassingen en functionaliteiten; o d. strategische- en beleidsadvisering over ICT-toepassingen; o e. het adviseren van de departementsleiding terzake van de departementale en

interdepartementale beleidsontwikkeling op het gebied van de facilitaire diensten en huisvesting;

o f. het concreet uitvoeren van de diensten genoemd in onderdeel e; o g. het uitvoeren van de centrale betaal-, administratie- en interne controle-functie

van het kernministerie; o h. het coördineren van de inkoop van het Ministerie van Economische Zaken; o i. het zorgdragen voor een organisatie die mensen en kennis optimaal benut,

zodanig dat het Ministerie van Economische Zaken maximaal in staat is om zijn missie waar te maken.

VIII. De directie Communicatie

1. De directie Communicatie staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het informeren van relevante doelgroepen over beleid, uitvoering en toezicht; o b. een pro-actieve, strategische, flexibele en innovatieve inzet van gerichte,

consistente en gedoseerde communicatie die aansluit bij de behoeften en belevingswereld van doelgroepen.

IX. De directie Financieel-Economische Zaken

1. De directie Financieel-Economische Zaken staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het samenstellen van de jaarlijkse begrotingen en de daarmee samenhangende suppletore begrotingen van het Ministerie van Economische Zaken;

o b. het opstellen van het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en van het Fonds economische structuurversterking;

o c. het uitbrengen van adviezen over begrotingsvraagstukken en financieel- economische beleidsadviezen;

o d. het beoordelen van financieel-economische en budgettaire gevolgen van het beleid;

o e. het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van de begroting; o f. het coördineren van de evaluatiecyclus van het Ministerie van Economische

Zaken; o g. het opstellen van adviezen in het kader van de werkplancyclus inclusief het

ontwikkeltraject; o h. het inrichten van en toezicht houden op de totale administratie van het

Ministerie van Economische Zaken; o i. het geven van nadere voorschriften voor het inrichten en bijhouden van de

administratie van het Ministerie van Economische Zaken en van de daaronder ressorterende buitendiensten;

o j. het coördineren van het onderhoud van de departementale administratieve organisatie.

X. De directie Wetgeving en Juridische Zaken

1. De directie Wetgeving en Juridische Zaken staat onder leiding van een directeur.

2. De directie heeft tot taak:

o a. het vervaardigen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen;

o b. het verstrekken van juridische adviezen; o c. het behandelen van bezwaar- en beroepszaken.

XI. De dienst Consumentenautoriteit

1. De dienst Consumentenautoriteit staat onder leiding van de Consumentenautoriteit.

2. De dienst Consumentenautoriteit heeft tot taak:

o a. de handhaving van consumentenregelgeving; o b. de Europese coördinatie van grensoverschrijdende verzoeken om wederzijdse

bijstand genoemd in Europese consumentenregelgeving; o c. het vergroten van kennis van consumenten en aanbieders over

consumentenrechten en consumentenplichten en mogelijkheden om recht te halen.

XII. PIANOo

1. PIANOo staat onder leiding van een directeur.

2. PIANOo heeft tot taak:

o a. de aanwezige kennis en ervaring over inkopen en aanbesteden beschikbaar te maken voor alle aanbestedende diensten;

o b. de inhoudelijke en praktische samenwerking van aanbestedende diensten te stimuleren en te faciliteren.

XIII. Het Centraal Planbureau (CPB)

1. Het Centraal Planbureau (CPB) staat onder leiding van een directeur.

2. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft tot taak het maken van onafhankelijke economische analyses en prognoses die wetenschappelijk verantwoord en up-to-date zijn en die relevant zijn voor het beleid van de regering, het parlement en andere maatschappelijke organisaties, zoals politieke partijen en bedrijfsleven.

3. Het Centraal Planbureau (CPB) bestaat uit:

o a. sector 1: Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat; o b. sector 2: Conjunctuur en Collectieve Sector; o c. sector 3: Groei, Kennis en Structuur; o d. sector 4: Marktordening; o e. sector 5: Economie en Fysieke Omgeving; o f. sector 6: Internationale Economie; o g. afdeling Informatie Technologie; o h. afdeling Interne Zaken en Beheer; o i. afdeling Ondersteuning Modelbouw en Databeheer.

XIV. Het Staatstoezicht op de mijnen

1. Het Staatstoezicht op de mijnen staat onder leiding van de inspecteur-generaal der mijnen.

2. Het Staatstoezicht op de mijnen heeft tot taak:

o a. het toezien op de naleving van het bij het krachtens de Mijnbouwwet bepaalde ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het milieu, de bodembewegingen, de doelmatige winning van delfstoffen bij verkenningsonderzoeken in het kader van een planmatig beheer, het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte en het opslaan van stoffen;

o b. het toezien op de naleving van het bij het krachtens de Gaswet bepaalde ten aanzien van de veiligheid van gastransportnetten;

o c. het doen van aanbevelingen aan de minister die de inspecteur-generaal wenselijk acht met het oog op een doelmatige en voortdurende uitvoering in de toekomst van de in onderdelen a en b genoemde activiteiten;

o d. het geven van onafhankelijk advies over voorgenomen beleid ten aanzien van de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de fraudegevoeligheid;

o e. het informeren van de bewindspersonen en van het bij de mijnbouw- en gasregelgeving betrokken beleidsonderdeel over de waargenomen effecten van bestaand beleid en over relevante ontwikkelingen in het buitenland, waaronder de Europese Unie, die invloed kunnen hebben op dit beleid;

o f. het bijdragen aan beleidsevaluaties op basis van bevindingen opgedaan bij het toezicht.

3. Het Staatstoezicht op de mijnen bestaat uit:

o a. de afdeling Engineering; o b. de afdeling Geo-engineering; o c. de afdeling Operaties; o d. het Bedrijfsbureau.

XV. Agentschap NL

1. Agentschap NL staat onder leiding van een algemeen directeur.

2. Agentschap NL heeft tot taak:

o a. het uitvoeren van de in de Rijksoctrooiwet 1995 genoemde taken; o b. het als nationaal voorportaal samenwerken met het Europees Octrooi Bureau

ter bevordering van de kennisbescherming; o c. het verzamelen, het analyseren en het voor derden toegankelijk maken van alle

relevante octrooi-informatie; o d. het ontsluiten en het klantvriendelijk beschikbaar stellen van informatie over

industriële eigendomsrechten; o e. het aan derden aanbieden van zoeksystemen in de octrooiliteratuur; o f. het leveren van bijdragen voor de beleidsvoorbereiding van het kernministerie

op het gebied van industriële eigendom; o g. het in samenwerking met het kernministerie deelnemen aan internationaal

overleg over onderwerpen van industriële eigendom; o h. het geven van voorlichting over beschermingsvormen voor innovatieve

ontwikkelingen;

o i. het ondersteunen van ondernemers en publieke organisaties bij het internationaal ondernemen en samenwerken;

o j. het stimuleren van internationale activiteiten met informatie over buitenlandse markten, met projectmatige en financiële ondersteuning en door het leggen van contacten met zakenpartners in het buitenland;

o k. het geven van informatie over kansrijke sectoren in het buitenland, over buitenlandse markten en wet- en regelgeving;

o l. het uitvoeren van regelingen en programma’s ter financiële ondersteuning van sectoren en ondernemingen en het inbrengen van expertise bij het opstellen van plannen;

o m. het leggen van contacten met interessante zakenpartners en relevante publieke organisaties in de markt of sector die de ondernemer wil betreden, via promotionele activiteiten;

o n. het uitdragen en het versterken van de economische beeldvorming van Nederland in het buitenland;

o o. de promotie van Nederland als vestigingslocatie voor buitenlandse investeerders;

o p. de assistentie van buitenlandse bedrijven bij het nemen van hun vestigingsbesluit;

o q. de coördinatie van de acquisitie-inspanningen op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

o r. de beleidssignalering, binnen en buiten het Ministerie van Economische Zaken, ten aanzien van het Nederlandse vestigingsklimaat in internationaal perspectief;

o s. het informeren van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden over innovaties, technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het innovatiebeleid;

o t. het bevorderen van internationale contacten op het gebied van innovatie(beleid) en technisch-wetenschappelijke samenwerking;

o u. het stimuleren van duurzame ontwikkeling en innovatie door een brug te slaan tussen markt en overheid;

o v. het uitvoeren van overheidsbeleid met betrekking tot innovatie, energie en klimaat, milieu en leefomgeving.

3. Agentschap NL bestaat uit:

o a. de divisie NL Energie en Klimaat; o b. de divisie NL EVD Internationaal; o c. de divisie NL Innovatie; o d. de divisie NL Milieu en Leefomgeving; o e. de divisie NL Octrooicentrum.

XVI. Agentschap Telecom

1. Agentschap Telecom staat onder leiding van een directeur-hoofdinspecteur.

2. Agentschap Telecom heeft tot taak:

o a. het verruimen en het optimaliseren van het elektronische communicatiedomein door:

 1°. bijdragen aan beleidsevaluatie en beleidsvoorbereiding;  2°. toelating en registratie;  3°. toezicht en handhaving;

o b. het uitvoeren van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten bepaalde, alsmede het toezien op de naleving van het bij of krachtens de Wet ruimtevaartactiviteiten en de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten bepaalde.

3. Het Agentschap Telecom bestaat uit:

o a. de afdeling Spectrummanagement; o b. de afdeling Toezicht; o c. de afdeling Juridische Zaken; o d. de stafafdeling Directiebureau; o e. de stafafdeling Financiën en Control; o f. de stafafdeling Informatie Communicatie Technologie; o g. de stafafdeling Facilitair Bedrijf; o h. de stafafdeling Personeel en Organisatie.


Aucune donnée disponible

N° WIPO Lex NL063